Tijdens een dribbel kan een speler in balbezit zich
verplaatsen door tijdens het lopen de bal op de grond te botsen. De dribbel
wordt toegepast om terreinwinst te maken wanneer een pas geven niet meer
mogelijk is. Tijdens een aanval is het effectieve gebruik van de dribbel essentieel.
Desondanks wordt deze vaardigheid al te vaak op een verkeerde manier toegepast
(kinderen dribbelen soms doelloos rond), wat niet betekent dat men het aanleren
van de dribbel moet verwaarlozen.
Een dribbel gebruikt men:
- om tijdens een (tegen)aanval de bal op te brengen;
- om je rechtstreekse tegenstander voorbij te gaan;
- om de verdediging te penetreren;
- om in een betere positie te komen voor een pas of doelpoging;
- om te ontsnappen uit een moeilijke situatie (= escapedribbel).
Het wordt sterk aangeraden om telkens de oefeningen te laten uitvoeren met zowel de rechter- als de linkerhand.
Een dribbel gebruikt men:
- om tijdens een (tegen)aanval de bal op te brengen;
- om je rechtstreekse tegenstander voorbij te gaan;
- om de verdediging te penetreren;
- om in een betere positie te komen voor een pas of doelpoging;
- om te ontsnappen uit een moeilijke situatie (= escapedribbel).
Het wordt sterk aangeraden om telkens de oefeningen te laten uitvoeren met zowel de rechter- als de linkerhand.
In de lagere school wordt aangeraden de aandacht te vestigen op volgende soorten dribbels (en richtingsveranderingen):
- Dribbel ter plaatse - Dribbel in beweging - Dribbel met binnenwaartse richtingsverandering (crossover) - Dribbel tussen de benen - Dribbel achter de rug |
|